Het laatste Werkgroep nieuws
Hoeveel nachten moet je luisteren voor je weet wat er rondvliegt?
- Details
Vleermuizen activiteit kan sterk variëren van avond tot avond. Het is daarom soms moeilijk om te weten waar welke soorten voorkomen en hoeveel activiteit er is. Vleermuizen activiteit juist en volledig inschatten is ook erg belangrijk om te kunnen inschatten welke maatregelen nodig zijn op plaatsen waar wind turbines gepland worden.
Onderzoekers uit Groot-Brittannië onderzochten data van 48 wind-parken waar SM2BAT-detectors geplaatst waren (passieve detectors die de hele nacht vleermuizen opnemen). Ze selecteerden willekeurige nachten per site (uit de periode juli-oktober), en herhaalden dat een hele boel keer om zo een inschatting te kunnen maken hoeveel nachten je minimum nodig hebt om meer dan 80% kans te hebben dat je locaties hoge vleermuis-activiteit correct inschat. Uit deze analyses bleek dat je meer nachten moet onderzoeken dan nu meestal geadviseerd wordt. Voor Gewone dwergvleermuis en Kleine dwergvleermuis zijn respectievelijk 8 nachten voldoende om een inschatting te kunnen maken. Logischerwijs heb je minder nachten nodig als het weer goed is (resp. 4 en 6). Maar voor een soort als Rosse vleermuis, die erg kwetsbaar is voor aanvaringen met windturbines, heb je minimum 12 nachten nodig. Verrassend genoeg, veranderd dat voor Rosse vleermuis niet als je enkel nachten met goed weer onderzoekt. Handige info om te onthouden als je detectors uitlegt, of een impact-studie wilt inschatten.
Richardson S, Lintott P, Hosken DJ, Mathews F (2019) An evidence-based approach to specifying survey effort in ecological assessments of bat activity. Biological Conservation https://doi.org/10.1016/j.biocon.2018.12.014 (niet gratis)
Tekst: Daan Dekeukeleire
Rosse vleermuismoeders tonen jongen waar te slapen maar niet waar te eten.
- Details
Vleermuizen zijn bijzonder sociale dieren. In de zomer leven vrouwtjes leven samen in kraamkolonies, waar de jongen groot worden. Zo’n kolonies, zeker bij soorten die in boomholtes verblijven, verhuizen regelmatig (bij sommige soorten om de paar dagen). Dat moeders hun jongen in zo’n situaties tonen waar te slapen, werd al lang vermoed, maar kon nog nooit aangetoond worden.
Onderzoekers uit Duitsland gebruiken een nieuw type ‘proximity-sensors’, zenders die opslaan als twee dieren op minder dan 10m van elkaar zijn, in een kolonie Rosse vleermuizen. Dit type zenders is vrij zwaar (1.1-1.9 gr), dus kan enkel gebruikt worden op grotere soorten. Uit dit onderzoek blijkt dat Rosse vleermuis-moeders informatie doorgeven aan hun jongen waar de verblijfplaatsen zich bevinden. Jonge vleermuizen volgen dus hun moeders, en geen andere individuen uit de kolonie. Tijdens de nachtelijke foerageer vluchten waren er slechts kortstondige en toevallige ontmoetingen, wat er op wijst dat moeders geen informatie doorgeven over waar jongen kunnen foerageren.
Ripperger S, Günther L. Wieser H, Duda N, Hierold M, Cassens B, Kapitza R, Koelpin A, Mayer F. (2019) Proximity sensors on common noctules bats reveal evidence that mothers guide juveniles to roosts but not food. Biology Letters https://doi.org/10.1098/rsbl.2018.0884 (niet gratis)
Tekst: Daan Dekeukeleire
25 en 26 mei: de eerste Nationale Vleermuistuintelling!
- Details
Na de al best bekende nationale tellingen van vogels, vlinders en bijen, is het nu de beurt aan iets minder bekende tuingasten: vleermuizen. Nou denkt u misschien: “Vleermuizen, bij mij in de tuin???” Maar jazeker; in veel Nederlandse tuinen zijn regelmatig vliegende vleermuizen te zien. U kunt dat zelf ontdekken op 25 en 26 mei tijdens de eerste Nationale Vleermuistuintelling.
Typische tuin-vleermuizen
Van de achttien in Nederland voorkomende soorten vleermuizen is er een aantal regelmatig in onze woonomgeving te zien. Soorten als gewone dwergvleermuis en laatvlieger wonen graag in spouwmuren en onder dakpannen en jagen ook in parken en tuinen. De gewone grootoorvleermuis woont zowel op rustige (oude) zolders als in holle bomen en wie geluk heeft, kan hem in vooral oude tuinen, parken en bossen zien. Er zijn ook soorten, zoals de watervleermuis, die liever in boomholten wonen, maar toch regelmatig vlak boven het wateroppervlak van vijvers in dorpen en steden jagen. De rosse vleermuis is ook zo’n boombewoner, die soms hoog boven een park of tuin op jacht is naar kevers en nachtvlinders.
En die insecten eten ze veel! Een gemiddelde vleermuis eet per nacht zo’n duizend insecten! Daarmee dragen ze bij aan het in toom houden van de aantallen steekmuggen en de voor groente, fruit en tuinplanten schadelijke nachtvlinders en kevers.
Groen + water + donker = vleermuizen
Vleermuizen zijn bovendien goede indicatoren voor een duurzame, natuurinclusieve omgeving. Vooral daar waar mensen in hun eigen omgeving genoeg ruimte laten voor natuurlijk groen, waterrijke natuur en een donkere nacht, komen veel vleermuizen voor. Wij, en u vast ook, zijn daarom heel erg benieuwd of vleermuizen ook bij u in de tuin rondvliegen. Als u ‘s avonds in de schemering nog graag in de tuin zit, kunt u op 25 en 26 mei 2019 de vleermuizen in uw tuin ontdekken tijdens de eerste Nationale Vleermuistuintelling!
Meedoen met de Vleermuistuintelling
Om vleermuizen te zien, kunt u het best vanaf zonsondergang een uurtje in uw tuin gaan zitten. Dat is op 25 en 26 mei vanaf ongeveer 21:40 uur. Om het silhouet van een vliegende vleermuis goed te kunnen zien, zoekt u een plekje van waaruit u vrij zicht hebt op een stuk avondhemel. Bij voorkeur met ook wat zicht op een boom of struiken.
Als u dan vleermuizen ziet, kunt u op Tuintelling.nl doorgeven hoeveel vleermuizen u in of boven uw tuin hebt zien vliegen en welke soort u denkt dat het is. Voor het bepalen van de soort heeft de Zoogdiervereniging een eenvoudig hulpmiddel gemaakt: de Zoekkaart voor de meest voorkomende vleermuizen in Nederland. Met deze zoekkaart kunt u op basis van de grootte van de vleermuis en de manier van vliegen zelf ontdekken welk soort of soorten vleermuizen er in uw tuin voorkomen. De zoekkaart kunt u gratis aanvragen of downloaden bij de Zoogdiervereniging.
Doet u mee met de Nationale Vleermuistuintelling en geniet u van de vleermuizen in uw tuin?
Laat ons dan meegenieten! Pak uw smartphone, foto- of videocamera en film de vleermuizen. Zet uw filmpje op Youtube en deel het met ons via Facebook, Twitter, LinkedIn, of stuur een linkje. U kunt uw filmpje ook via WeTransfer naar Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. sturen.
Cryptische Franjestaarten krijgen eindelijk een naam (of meerdere namen).
- Details
Begin jaren 2000 bleek bij genetisch onderzoek dat er bij vleermuizen in Europa een grote cryptische diversiteit is: sommige soorten blijken eigenlijk te bestaan uit meerdere, nauwverwante, soorten. Meestal is deze diversiteit gelinkt aan de ijstijden: toen werden vleermuispopulaties in het zuiden van Europa teruggedrongen, en leefden de populaties van het Iberisch schiereiland, Italië, de Balkan en de Kaukasus afgescheiden, en ontwikkelden zich tot andere soorten.
Het gaat hier om genetisch (en vaak ook ecologisch) heel verschillende soorten, maar morfologische verschillen zijn klein en moeilijk te zien. Vooral bij ‘Franjestaart’ werden de afgelopen jaren veel van die cryptische diversiteit onderzocht en beschreven, maar die ‘nieuwe’ soorten’ moesten wachten tot dit jaar om nieuwe namen te krijgen. Een uitzondering is de Myotis escalerai, de franjestaart in het Iberisch schiereiland. Een recente studie (çoraman et al.) probeert wat duidelijkheid te brengen door de cryptische soorten een naam en een beschrijving te geven. De franjestaarten in de Maghreb worden als ondersoort beschouw van de Iberische franjestaart, en krijgen als naam Myotis escalerai cabrerae. De soort in Italië, Zuid-Frankrijk en Noord-Spanje werd dan weer een ondersoort van de ‘gewone’ franjestaart; Myotis nattereri helverseni. In de Kaukasus heb je dan Myotis tschulliensis, terwijl de franje in Iran Myotis araxenus heet; en de Levant heb je Myotis hoveli. En dan zijn er nog onduidelijkheden: Corsica heeft ook nog zijn ‘eigen’ unieke (maar voorlopig naamloze) franjestaart, en de situatie in Cyprus, Iran en centraal Azië is nog niet voldoende onderzocht. Maar los daarvan blijft de franjestaart-taxonomie nog steeds verwarrend, want enkele dagen na het eerste artikel verscheen een ander artikel in een ander vakblad (Juste et al.) die de ondersoort-franjestaarten als volwaardige nieuwe soorten beschrijft: Myotis crypticus in Italië, Zuid-Frankrijk en Noord Spanje en Myotis zenatius in de Maghreb. De taxonomische regels zeggen dat deze studie te laat is, maar vermoedelijk zullen verschillende mensen deze namen blijven gebruiken.
çoramansd E, Dietz C, Hempel E, Ghazaryan A, Levin E, Presetnik P, Zagmajster M, Mayer F. 2019. Reticulate evolutionary history of a Western Palaearctic Bat Complex explained by multiple mtDNA introgressions in secondary contacts. Jounal of Biogeography https://doi.org/10.1111/jbi.13509 (niet gratis)
Juste J, Ruedi, Puechmaille S, Salicini I & Ibanez C. 2019 Two New Cryptic Bat Species within the Myotis nattereri Species Complex (Vespertilionidae, Chiroptera) from the Western Palaearctic. Acta Chiropterologica https://doi.org/10.3161/15081109ACC2018.20.2.001 (niet gratis)
Tekst: Daan Dekeukeleire
Vleermuiskasten nog niet bewezen-effectief voor bescherming bij ruimtelijke ontwikkeling?
- Details
In de onlangs verschenen update van hun ‘vleermuis-synopsis’ concludeert Conservation Evidence dat voor een overgroot deel van de toegepaste maatregelen ter bescherming van vleermuizen en hun leefgebied onvoldoende bekend is of deze ook daadwerkelijk effectief zijn. Daarbij gaat het over een breed scala aan maatregelen, inclusief de meest bekende en toegepaste maatregel: vleermuiskasten.
Vleermuiskasten van links naar rechts: een inbouwkast, een grote kraamkoloniekast en een kleine vleermuiskast (foto's Erik Korsten, Zoogdiervereniging)
Conservation Evidence
Conservation Evidence is een langlopend project waarbij gepubliceerde studies van beschermingsmaatregelen worden verzameld en samengevat: welke maatregelen zijn wel -en welke niet- effectief voor het beschermen van dieren, planten en habitats? Het in Cambridge (Engeland) gevestigde Conservation Evidence maakt deze informatie vrij beschikbaar, zodat natuurbeschermers weloverwogen beslissingen kunnen nemen over welke maatregel(en) ze moeten kiezen. Het is de bedoeling dat dit hulpmiddel continu wordt aangevuld met nieuwe studies, om zo de database van bewezen-effectieve-maatregelen up-to-date te houden. Conservation Evidence gebruikt daarbij alleen kwantitatief onderzoek uit artikelen, rapporten en nog niet gepubliceerde vakliteratuur. Modellen en correlatieve studies worden niet opgenomen. Een samenvatting van de vleermuis-synopsis is vrij beschikbaar op de Conservation Evidence website.
Voor de update zijn 173 gepubliceerde artikelen geanalyseerd. Voor het eerst waren hier ook artikelen in het Spaans en het Portugees bij. Dit voegt aanzienlijk meer informatie toe over de effectiviteit van manieren om vleermuizen te beschermen. De vorige studie naar beschermende maatregelen voor vleermuizen benadrukte de slechte staat van kennis over dergelijke maatregelen: bij 48 van de 79 indertijd beoordeelde maatregelen bleek onderzoek of bewijs van de effectiviteit van de maatregelen te ontbreken. Dankzij nieuw onderzoek die in de afgelopen vijf jaar zijn gepubliceerd, zijn er beoordelingen voor 72 maatregelen in de nieuwe update opgenomen. Voorbeelden daarvan zijn het aanbieden van vleermuiskasten, hop-overs om vleermuizen veilig te laten oversteken, vleermuisvriendelijke verlichting en maatregelen om te voorkomen dat vleermuizen slachtoffer worden van windturbines. Daarnaast hebben vleermuisdeskundigen de lijst met mogelijke acties uitgebreid tot 190.
De uitgebreide bewijzen in de update maken een meer subtiele interpretatie van het bewijsmateriaal mogelijk. De maatregel “vleermuiskasten plaatsen” is bijvoorbeeld gesplitst in "het aanbieden van vleermuiskasten in al bestaand habitat" en "het bij ruimtelijke ingrepen vervangen van bestaande verblijfplaatsen met nieuwe kunstmatige verblijven". Door de geëvalueerde acties steeds specifieker te maken, is het gemakkelijker om precies te begrijpen welke beschermingsacties in welke situatie effectief zijn.
Vleermuiskasten worden in bossen vaak gebruikt door indivuele vleermuizen of kleine groepjes (foto: Erik Korsten, Zoogdiervereniging)
Vleermuiskasten als extra verblijfplaats
Zo concludeert Conservation Evidenced dat het aannemelijk is dat het “aanbieden van vleermuiskasten in al bestaand habitat” een gunstig effect heeft kan hebben vleermuizen. De onderliggende studies voor deze conclusie gaan echter over het aanbieden van vleermuiskasten zonder dat er sprake is van het vervangen van bestaande verblijfplaatsen. Zij maakt bij het aanbieden van vleermuiskasten in al bestaand habitat ook twee belangrijke aantekeningen:
- Uit de onderliggende studies wordt weliswaar duidelijk dat vleermuiskasten door vleermuizen gebruikt worden, maar er zijn onvoldoende onderzoeksresultaten beschikbaar over welke modellen het meest geschikt zijn, voor welke soorten vleermuizen, en voor welke functies. Gebruik van vleermuiskasten door kraamgroepen blijft bijvoorbeeld in veel studies onderbelicht.
- Er zijn geen studies die ingaan op het effect van het aanbieden van vleermuiskasten op populaties van een soort of leefgemeenschappen van vleermuizen in een bepaalde habitat. Hiervoor zijn studies nodig die over langere tijd het gebruik van vleermuiskasten volgen en studies van vleermuispopulaties in vergelijkbaar habitat met en zonder vleermuiskasten.
Het aanbieden van een vleermuiskast hoeft daarom niet per definitie een positief effect te hebben. In cijfers uitgedrukt wordt de effectiviteit door Conservation Evidence bepaald op 50%, de zekerheid hierover op 45% en de kans op een negatief effect op vleermuizen op 0%.
Vleermuiskasten als vervangende verblijfplaats
Bij de maatregel “het bij ruimtelijke ingrepen vervangen van bestaande verblijfplaatsen met nieuwe kunstmatige verblijven” concludeert Conservation Evidence ook dat het aannemelijk is dat dit een gunstig effect kan hebben op vleermuizen. Hierbij zijn de effectiviteit en de zekerheid beiden met 40% echter lager dan bij vleermuiskasten an sich en het negatief effect op vleermuizen is bepaald op 10%
Onder deze categorie vallen niet alleen vleermuiskasten en inbouwvoorzieningen voor vleermuizen maar ook speciaal voor vleermuizen gebouwde schuren en andere vleermuisgebouwen. Wie in de onderliggende literatuur duikt ziet echter dat er nog erg weinig studies zijn over het effect van vleermuiskasten en inbouwvoorzieningen als vervanging van verblijfplaatsen bij bomenkap of sloop, renovatie en na-isolatie van gebouwen. Ook bij deze maatregel zijn er geen studies beschikbaar over het effect op de (lokale) populaties vleermuizen.
Niet-bewezen-maatregelen bedreigen de gunstige staat van instandhouding
Voor de praktijk van vleermuisbescherming moeten we ons dus afvragen of bij kap, sloop, renovatie en na-isolatie- externe en ingebouwde vleermuiskasten gezien mogen worden als een bewezen effectieve maatregel ter bescherming van vleermuizen en hun verblijfplaatsen. Het is onvoldoende onderzocht om te kunnen spreken over een voldoende onderbouwd bewezen positief effect op populaties en leefgemeenschappen op de korte en lange termijn. Bij zulke projecten worden wel vaak vleermuiskasten en inbouwkasten geplaatst. Daar ligt een grote noodzaak en een mooie kans voor meer en beter onderzoek naar de effectiviteit van deze maatregelen op (lokale) populaties. Betere kennis van de populatie vóór en ná de ingreep, betere kennis van eisen die vleermuizen aan verblijfplaatsen stellen (succesfactoren) en meer kennis van het korte- en lange termijn gebruik van maatregelen voor vleermuizen is dringend nodig. Toepassing van niet-effectieve bescherminsgmaatregelen leidt op den duur immers tot afbreuk van de gunstige staat van instandhouding van een soort.
Kraamkolonies van vleermuizen (in dit geval gewone dwergvleermuizen) in vleermuiskasten zijn nog weinig gedocumenteerd (foto: Erik Korsten, Zoogdiervereniging)
Hopelijk raken beleidsmakers, ecologisch adviesbureaus en andere vleermuisonderzoekers door de nieuwe synopsis geïnspireerd om deze kennislacunes in te vullen! Er wordt immers ook in Nederland – naar we aannemen - veel meer aan maatregelen gemeten dan er wordt gepubliceerd. Het meten van het effect van de toepassing van vleermuiskasten bij ruimtelijke ingrepen kan bovendien niet los worden gezien van de effecten van veel andere maatregelen om bij kap, sloop, renovatie en na-isolatie vleermuizen te beschermen. Voor maatregelen als het “buitensluiten van vleermuizen voor de ingreep” en het “uitvoeren van de ingreep buiten kwetsbare perioden” waren voor Conservation Evidence geen enkele effectstudies beschikbaar! Het ligt voor de hand dat het meten van het effect van deze maatregelen een voorwaarde is voor het meten van het effect van vleermuiskasten en inbouwvoorzieningen bij ruimtelijke ingrepen.
Monitor, publiceer en deel je kennis!
De ‘Conservation Evidence for bats’ synopsis is samengesteld om wereldwijd het werk van vleermuisbeschermers te ondersteunen. Er worden vanaf nu jaarlijkse updates gepland, zodat het een steeds nuttiger bron van informatie zal worden. Natuurbeschermers worden aangemoedigd om actief bij te dragen, door natuurbeschermingsmaatregelen te testen en daarover te publiceren. Conservation Evidence streeft naar het samenstellen van gratis, open toegankelijke, op de praktijk gerichte informatie. Periodiek verschijnt ook de uitgave over alle soortgroepen: What Works in Conservation.
Gebruik deze hulpbron, deel de synopsis met uw collega's en draag er zelf aan bij, om zo de bescherming van vleermuizen effectiever te maken! Bewezen effectieve maatregelen zijn nodig om ook op de lange duur ruimtelijke ontwikkelingen en natuurbescherming hand in hand te laten gaan.
Tekst: Jasja Dekker (lid begeleidingscommissie Conservation Evidence – bat synopsis) en Erik Korsten (Zoogdiervereniging)
Foto's: Erik Korsten (Zoogdiervereniging)