Het laatste Werkgroep nieuws
Schatzoeken naar een boom met vleermuizen
- Details
Nachtelijk onderzoek in een bos heeft altijd iets mysterieus. Gewapend met een batdetector en een warmtebeeldcamera kent het bos ’s avonds opeens een stuk minder geheimen. We zien een konijn rond hupsen en kijkend door de lens licht een muis op in de struiken, die denkt voor ons verscholen te zijn. Uit de batdetector klinken ruisgeluiden, veroorzaakt door onze voetstappen op de bladeren. De schemer zet zich voort. En dan ineens is daar het geluid waar we op wachten: de eerste vleermuis zoeft over ons hoofd door de bomenlaan.
Oude beuken zijn erg in trek bij boombewonende vleermuizen (bron: Vita Hommersen).
Maar waar komt hij vandaan? Het ging zó snel, de juiste plek vinden is nog een hele kunst. We zijn op zoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen. Boombewonende vleermuizen om precies te zijn. Om meer te weten te komen van de vleermuizen en bossen rond onze woonplaats. Maar vooral omdat het gaaf is om te doen. In het bos leven weer hele andere vleermuizen dan in de woningen van onze steden of dorpen. De watervleermuis bijvoorbeeld, die in de zomer verblijft in spleten en holtes van bomen. Of de franjestaart, die je –als je geluk hebt- behendig kunt zien jagen tussen de besloten boomkronen. Of de rosse vleermuis, een grote vleermuis die in Nederland het hele jaar door in bomen verblijft, zelfs als hij diep in winterrust is.
Geratel en sociale geluiden
We nemen jullie nog even mee naar de avond in het bos. Nadat de eerste vleermuis uit het zicht is verdwenen duikt er nog een vleermuis op, en daarna nog meer. Even later worden we omgeven door haast een “explosie” van sociale geluidjes, overvliegende vleermuizen en een hoop geratel uit de batdetectors. Rosse vleermuizen! Wat een luidruchtige dieren zijn dat toch. Zelfs met het blote oor zijn hun sociale geluiden niet te missen. Qua verblijfplaats(en) zitten we die avond heel warm, al blijken we meer bezoeken nodig te hebben om onze zoektocht te kunnen voltooien.
Zwermen(de) vleermuizen
Nadat we op ons gemak teruglopen naar de fiets, komt een andere bossoort ons tegemoet. Een watervleermuis is op insecten aan het jagen tussen de bomen. We verspreiden ons iets en horen nu meerdere exemplaren. Zou hier dan ook een verblijfplaats in de buurt zijn? Na even speuren is het raak! We vinden een boom met een holte, die met de warmtebeeldcamera net even wat meer warmte uitstraalt dan de boom zelf. Tegen middernacht begint hier een watervleermuis rond de boom te vliegen en de holte aan te tikken. Dit gedrag noemen we ook wel zwermen. Even later vliegt hij, hup, de boomholte binnen. En dan volgen er verschillende andere watervleermuizen. Wat een prachtig gezicht!
Filmpje zwermende watervleermuizen
Zwermende watervleermuizen bij een boom op de Grebbenberg (Bron: Wiegert Steen).
Een streep is nog geen kolonie
Onder de holte is een bruine streep zichtbaar. Een soort bruinige smurrie loopt helemaal van de holte tot aan de grond. Deze strepen onder spechtengaten zijn verraderlijk. Meestal is het gewoon water, soms zit er ook urine en poepjes van vleermuizen bij. Zo’n streep wijst lang niet altijd op een verblijfplaatsen van vleermuizen. Bij de meeste bomen met kolonies die we kennen ontbreekt zo’n streep volledig. En bomen met strepen die er “verdacht” uitzagen, hadden vaak op dat moment geen kolonie.
Vochtstrepen onder spechtengaten (Bron: Vita Hommersen & Wiegert Steen)
Maar deze boom is wel bewoond. En wat blijft het een mooi gezicht, die watervleermuizen die de beschutting van hun verblijfplaats opzoeken. Op de warmtebeeldcamera lijken het haast dansende lichtbolletjes die één voor één in een gat verdwijnen. Voldaan lopen we na middernacht terug naar de fietsen, met op de achtergrond het schelle geroep van jonge bosuilen.
Filmpje uitvliegende watervleermuizen
Archiefbeelden van uitvliegende watervleermuizen (Bron: Erik Korsten).
Zoek de vleermuizen op!
We hopen dat we je met dit bericht wat sfeer kunnen meegeven van een nachtelijke vleermuiswandeling en misschien wel kunnen enthousiasmeren om dit eens zelf te doen. Als je een klein beetje ervaring hebt met een vleermuisdetector zou je ook eens in of rond je woonplaats op zoek te gaan naar verblijfplaatsen van vleermuizen in bomen. Heb je geen detector en/of geen ervaring dan zou je eens kunnen deelnemen aan een vleermuiswandelingen of excursies van een regionale of provinciale vleermuiswerkgroep. Een plezierige, sfeervolle avond is gegarandeerd. En als je de waargenomen vleermuizen invoert op Waarneming.nl of Telmee.nl help je er de vleermuizen ook nog mee. Hoe beter we weten waar de verblijfplaatsen zijn, hoe beter we ze kunnen beschermen. Check wel van tevoren of het wel is toegestaan om ’s avonds in het bosgebied te komen. Vaak is daarvoor toestemming van de beheerder nodig.
Waar vind je vleermuiswerkgroepen of zoogdierwerkgroep die ook wat aan vleermuizen doen:
- Werkgroepen van, of gelieerd aan de Zoogdiervereniging
- Wij natuurlijk ;-)
- Andere vleermuiswerkgroepen in NL
- Vleermuiswerkgroep in Vlaanderen
Tekst: Vita Hommersen & Erik Korsten
Foto’s: Vita Hommersen & Wiegert Steen
Video zwermende vleermuizen: Wiegert Steen
Video uitvliegende watervleermuizen: Erik Korsten
Op zoek naar de laatvlieger in Utrecht
- Details
De laatvlieger (Eptesicus serotinus) is een voor Nederlandse begrippen grote- en goed zichtbare vleermuis. Maar dat wil niet zeggen dat hij zijn verblijfplaatsen gemakkelijk prijs geeft. Sterker nog het is erg lastig om voor deze soort de verblijfplaatsen te vinden.
Dat bleek ook al tijdens een groot onderzoek in Utrecht naar de verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus). Er werd toen samen met vrijwilligers (BAT030) uitgebreid gezocht naar verblijfplaatsen, maar die van de laatvlieger lieten zich niet vinden. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat laatvliegers niet ’s ochtends invliegen (zoals de gewone dwergvleermuis) maar al eerder in de nacht naar hun verblijfplaatsen terugvliegen.
Dit was reden voor de gemeente Utrecht om samen met de Zoogdiervereniging en mede gefinancierd door het Prins Bernhard Cultuurfonds, een project naar verblijfplaatsen van laatvliegers op te zetten.
Vrijwilligers hebben laatvliegers op vliegroute uit de verblijfplaatsen opgepikt en zijn vanuit daar de verblijfplaatsen gaan zoeken.
Figuur 1: Vrijwilligers leren van een medewerker van de Zoogdiervereniging (Eric Jansen) hoe een laatvlieger klinkt.
Om niet willekeuring te starten met inventarisaties worden vooraf locaties bepaald om daar vanuit te starten met inventarisaties: de ‘hotspots’. Daarvoor is eerst een analyse uitgevoerd op de bestaande data. Uitgaande van het moment van waarnemen, en een aantal mogelijke vliegsnelheden en uitvliegmomenten ten opzichte van zonsondergang, is bepaald uit welk gebied de dieren kunnen zijn gekomen. Vervolgens is daar een kaart onder gelegd met jachtgebieden (op basis van expertjudgement) van vroeger en nu. Samen resulteerde dat in ‘hotspots’: gebieden waar ergens een verblijf zou kunnen voorkomen.
Figuur 2: Locaties waar verblijven van laatvliegers zouden kunnen voorkomen, volgens de analyse. Daar waar de gebieden elkaar overlappen is de kans het grootst dat er een verblijfplaats is: de ‘hotspots’.
Op deze ‘hotspots’ is vervolgens gepost door de vrijwilligers. De deelnemers zijn vooraf kort getraind op het herkennen van laatvliegers op geluid en zicht.
Figuur 3: Op pad. Op zoek naar laatvliegers.
Figuur 4: De hotspots (in rood).
De eerste trainingsavond resulteerde gelijk in een aantal laatvliegers die zich goed lieten zien en horen in het Wilhelminapark in Utrecht-Oost. Dor rondom het park te gaan posten werd duidelijk waarvandaan de dieren kwamen. Vervolgens is de volgende avond een stukje in die richting weer gepost en zo verder. Zo is uiteindelijk op vier hotspots onderzocht of en waar een verblijfplaats kon voorkomen.
Bij één hotspot is de locatie tot op drie huizen bepaald en bij een andere hotspot tot op straatniveau bepaald. Dit project is een voorbeeld van een samenwerking tussen bureauanalyse en vrijwilligerswerk (waarbij de vrijwilligers opgeleid worden) waardoor een wens van de gemeente kan worden ingewilligd en een diersoort weer beter beschermd kan worden. Oftewel de kracht van samenwerken.
Projectleider
Marcel Schillemans
mobiel: 06 44563665
e-mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Kom op, ga de zolder op!
- Details
Afgelopen weekend ging het seizoen voor de Zoldertellingen van Vleermuizen 2019 van start. Al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw worden overal in Nederland zolders en torens bezocht om te zoeken naar (sporen van) vleermuizen. Sinds 2008 zijn deze tellingen onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM).
Trends en verspreiding
Zolders, torens en soms zelfs stallen of oude loodsen vormen voor een aantal vleermuissoorten, zoals laatvlieger, grootoorvleermuizen en ingekorven vleermuis, belangrijke (kraam)verblijfplaatsen. Ook andere soorten vleermuizen maken regelmatig gebruik van dergelijke ruimten. Bij de zoldertellingen van het NEM ligt in eerste plaats de focus op het bezoeken van de verblijfplaatsen van de ingekorven vleermuis (telseizoen start op 15 juli) en grijze grootoorvleermuis (telseizoen start op 1 augustus). Van deze soorten worden vrijwel de gehele (zomer) populaties geteld. Door dit jaarlijks te herhalen kan voor deze soorten de populatietrend worden bepaald: wordt de populatie groter, kleiner of blijft ze op een gelijk niveau? Voor alle zolders en torens waar ook andere soorten vleermuizen worden aangetroffen, vormen de tellingen een bijdrage in het verspreidingsonderzoek van die vleermuizen. Veranderingen in de verspreiding op zolders en torens geven voor die soorten een aanwijzing voor veranderingen in de populaties, mits er veel zolders en torens herhaaldelijk worden bezocht.
Bezoek
Een bezoek aan een kerkzolder of –toren is een belevenis op zich. Gewapend met zaklamp, hoofdlamp, fotocamera, verrekijker en als nodig handzame determinatieboekjes, betreed je plekken waar normaliter bijna niemand komt.
Eenmaal op de zolder of in de toren speur je naar vleermuizen en hun sporen, met name de kleine keuteltjes. Ook aan de hand van de keuteltjes kunnen een aantal soorten vleermuizen worden onderscheiden. Behalve een kans op het zien van vleermuizen geeft zo’n bezoek vaak ook zicht op wijdse uitzichten en bijzondere bouwkunde. Na de telling worden resultaten via een digitaal portaal doorgegeven aan de Zoogdiervereniging, en vervolgens aan het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS).
Zoldertellingen bieden naast het vinden van vleermuizen ook een blik op bijzondere bouwkunde en vergezichten (Bron: Marjolein van Adrichem)
Resultaten
De grijze grootoorvleermuis is in Nederland een zeldzame vleermuis. We vinden haar momenteel in Limburg, Zuidelijk Noord-Brabant en Zeeuws-Vlaanderen. Dit vormt de noordelijke grens van haar verspreidingsgebied in Nederland.
Verspreiding van de grijze grootoorvleermuis in Nederland (Bron: Zoogdiervereniging)
De populatietrend over lange termijn is positief, maar de laatste vijf jaar schommelt ze veel. In totaal kennen we 84 objecten waar (ooit) grijze grootoorvleermuizen zijn gevonden. In een deel daarvan wordt ze inmiddels niet meer aangetroffen, en een ander deel wordt niet jaarlijks geteld. Het zou goed zijn als die objecten weer eens bezocht zouden worden.
Trend van de grijze grootoorvleermuis 1996-2017 (Bron: Zoogdiervereniging en CBS)
De ingekorven vleermuis is een uiterst zeldzame vleermuis in Nederland. Alleen in een zeer beperkt aantal verblijfplaatsen worden grote groepen dieren geteld. Nadat in 2012 één van die verblijfplaatsen opeens was verlaten, werd een intensieve zoektocht opgezet. Dat leverde een aantal voorheen onbekende verblijfplaatsen op. In het totaal kennen we nu zestien verblijfplaatsen van deze soort; het overgrote deel daarvan wordt jaarlijks bezocht. Omdat het om zo weinig verblijfplaatsen gaat en historische data deels ontbreken, wordt momenteel de standaard trend aangepast en kunnen we hier geen actuele trend weergeven.
Grijze grootoorvleermuizen (links) en ingekorven vleermuis (rechts) (Bron: Bernadette van Noort (links) en Wesley Overman (rechts))
Buiten de in Zuid-Nederland gelegen gebouwen waar grijze grootoorvleermuizen en ingekorven vleermuizen worden geteld, worden in heel Nederland nog veel meer zolders en/of torens bezocht.
Soms worden grote groepen vleermuizen aangetroffen zoals watervleermuizen of meervleermuizen in Noord-Holland en Friesland, of laatvliegers in Gelderland en Limburg. Gewone grootoorvleermuizen worden bijna overal in Nederland wel op zolders of in torens gezien. Meestal vind je sporen van vleermuizen en één tot enkele dieren. Dergelijke waarnemingen zijn een belangrijk onderdeel van het verspreidingsbeeld van die soorten in Nederland.
Doe mee!
Zoldertellingen van vleermuizen zijn leuk, spannend en vooral belangrijk voor het onderzoek en de bescherming van vleermuizen. Voor het meedoen met het meetprogramma NEM Zoldertellingen Vleermuizen is ervaring met vleermuizen niet vereist. Je gaat eerst mee met meer ervaren tellers en leert zo (sporen van) vleermuizen herkennen. Heb je al wel ervaring met het herkennen van (sporen van) vleermuizen dan kun je, na afstemming met de provinciaal coördinator, zelf op pad. In verband met veiligheid ga je in principe altijd met meerdere mensen een zolder op of toren in.
De Zoogdiervereniging heeft een handig determinatieboekje en -kaart (hier te downloaden).
Wil je mee doen of meer informatie over de zoldertellingen van vleermuizen in Nederland, mail dan Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..
In het meetprogramma NEM Zoldertellingen geregisteerde objecten waar geteld wordt, en objecten zonder teller. (Bron: Zoogdiervereniging)
Tekst: Marcel Schillemans, Landelijk Coordinator Zoldertellingen, Zoogdiervereniging
Foto's: Marjolein van Adrichem, Wesley Overman en Bernadette van Noort (allen Zoogdiervereniging)
Figuren: Zoogdiervereniging, CBS
Samenwerken in Limburg: vleermuismigratie op de kaart
- Details
Samenwerken om de positie van vleermuizen te verbeteren. Hieraan werkten de Zoogdiervereniging, gemeentes, waterschappen en de provincie Limburg. Centraal hierbij stond de migratie van vleermuizen. In opdracht van de provincie Limburg, Rijkswaterstaat, Waterschap Peel en Maasvallel en Waterschap Roer en Overmaas werkte de Zoogdiervereniging aan het project “van Mook tot Maastricht”. Dit project richt zich op de knelpunten en kansen voor migratieroutes van vleermuizen in Limburg, waarbij specifiek wordt gekeken naar de Maas en het Julianakanaal: de lijnvormige waterelementen die voor de migratie van vleermuizen zo belangrijk zijn.
Het landschap tussen Noord en Zuid Limburg, en dan met name het landschap van de waterwegen, vormen de coherentie tussen de in noordwest en midden Nederland voor vleermuizen belangrijke gebieden en de in Zuid Limburg gelegen groeves (in beide delen van Nederland gaat het ook om Natura 2000-gebieden). Het integrale landschap omvat het water en de oevers, de uiterwaarden en de randen van het winterbed en steilranden. Verschillende vleermuissoorten gebruiken verschillende delen van dit landschap (meer open/meer kleinschalig) als migratiestructuur.
Julianakanaal. Op deze foto is goed te zien dat de bomen in de bocht van het Julianakanaal zijn verwijderd. Aan beide kanten van het kanaal staan lantaarnpalen. Met name de combinatie van de onderbreking van groenstructuren en kunstmatige verlichting vormt een knelpunt voor vleermuizen.
Tijdens het project zijn deze knelpunten en kansen samen met verschillende stakeholders in kaart gebracht en samen werden oplossingen gezocht. Het rapport geeft aan hoe, in dit landschap, kan worden omgegaan met ruimtelijke ontwikkeling en beheer zodat de functie van vleermuismigratie niet in de knel komt. Tevens werd bepaald hoe deze informatie doelmatig te borgen is binnen de werkwijzen van de organisaties van de stakeholders. Doelstelling is te komen tot het werken met een integrale gebiedsgerichte landschappelijke aanpak met betrekking tot de migratiefunctie van het landschap voor vleermuizen.
De analyse van knelpunten kansen richtte zich met name op de soorten meervleermuis, ingekorven vleermuis en vale vleermuis (allen soorten van bijlage II en IV van de habitat richtlijn). De analyse is in verschillende stappen opgebouwd:
1) Bureaustudie
2) Veldbezoek met stakeholders
3) Workshop I: Knelpunten, oplossingen en kansen
4) Workshop II: Borging
5) Feedback
Jachthaven van Hanssum. De lantaarnpalen naast het water vormen een knelpunt voor vleermuizen.
Tijdens de bureau studie is op basis van luchtfoto’s en satellietbeelden een inschatting gemaakt van de knelpunten en kansen. De inschatting is door middel steekproefsgewijs veldbezoek verder aangescherpt. Resultaten zijn op kaart vastgelegd (KML en GIS). Dit vormt de basiskaart. Vervolgens zijn relevante en anno 2017 bekende ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied achterhaald op basis van door stakeholders (opdrachtgevers en gemeentes) aangereikte informatie. De beoordeling van de kansen en knelpunten is vervolgens op basis van de ruimtelijke ontwikkelingen op punten aangepast.
Uiteindelijke leidde dat tot de volgende categorieën:
- doorlatendheid: goed, neutraal of slecht en noodzaak of kans tot verbetering
- verlichting: slecht en noodzaak of kans verbetering
De resultaten van de beoordeling is op kaart weergegeven (KML en GIS).
Groepsfoto in Geulle aan de Maas.
Naast kennisuitwisseling, heeft het veldbezoek met stakeholders geleid tot kleine aanpassingen in de beoordelingskaart. Tijdens de daaropvolgende workshop zijn verschillende maatregelen om knelpunten op te lossen en kansen te benutten besproken en inzichtelijk gemaakt.
Uit de eerste workshop volgden enkel belangrijke conclusies. Knelpunten worden vaak veroorzaakt door een opeenstapeling van negatieve effecten. Oplossingen zijn vaak relatief eenvoudig en kosten niet veel geld. Vooruit denken en tijdig rekening houden met de migratiefunctie van het landschap werkt kostenbesparend en vergemakkelijkt het om functie van het landschap te behouden. Omleidingen voor vleermuizen kunnen een effectieve oplossing vormen, zeker bij moeilijk of kostbaar op te lossen grote knelpunten. Eenvoudige toegang tot eenduidige informatie omtrent de potentiële migratiefunctie van het landschap en de kansen dan wel knelpunten is van groot belang. Ook wordt daarmee de samen werking tussen de verschillende gebiedspartijen gunstig beïnvloedt. Het gepresenteerde kaartmateriaal is daarvoor geschikt.
Mede als resultaat van de tweede workshop m.b.t. de borging van de uitkomsten en doelstelling, zijn in een serie tabellen de kern van het project, inhoudelijke informatie, procesafspraken, beschrijving potentiële maatregelen, het vastleggen van de 0-situatie en daaruit volgende opdracht (kwaliteit behouden en verbeteren) en realiseren van toepasbare kaartbeelden als borgende maatregelen benoemd. Van even groot belang zijn het juridisch en beleidsmatig toepassingsgebied, van Wnb tot actieve bescherming en omgevings- en bestemmingsplan, en de verschillende elkaar aanvullende rollen, van proces- en controleverantwoordelijkheid tot de te nemen acties van de van de belanghebbenden.
Kern van de gezamenlijk ontwikkelde aanpak is het samenwerken van de verschillende belanghebbenden in het gebied (Provincie, Waterschap, RWS, gemeentes), over hun juridische en praktische grenzen heen. Versterkende of compenserende maatregelen in het gebied van de ene belanghebbende, kunnen zo de ontwikkeling in het gebied van de ander mogelijk maken. Door bovendien versterkende maatregelen te nemen op het moment dat kansen zich voor doen (werk met werk maken), kunnen de kosten lager en het planologische proces eenvoudiger zijn. Tevens kan zo vooruit worden gewerkt, zodat versterking van de migratiefunctie al wordt gerealiseerd voordat een ontwikkeling wellicht een negatieve invloed op de migratiestructuren heeft.
Geleenbeek. Voorbeeld van een meanderende beek met voldoende begeleidende groenstructuren voor vleermuizen.
Belangrijk resultaat, voor organisaties die in het landschap van Maas en Julianakanaal werken, zijn de GIS-kaarten van structuren en hun inschatting naar categorie. Deze GIS-kaarten zouden beschikbaar gemaakt kunnen worden op zowel organisatie interne viewers ter voorbereiding van ruimtelijke ontwikkelingen als op meer openbare vieuwers zoals het GEO-loket van de provincie. Deze informatie is bovendien beschikbaar als KML, benaderbaar via deze link (je kunt de verschillende lagen van de kaart aan- en uitzetten, standaard staan de lagen uitgevinkt). Dat maakt het mogelijk om via bijvoorbeeld My Maps de informatie direct in het veld te raadplegen. Het kaart materiaal is op aanvraag ook in Esri GIS vorm beschikbaar.
Projectleider
Marcel Schillemans
mobiel: 06 44563665
e-mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
In kaders in de rapportage worden ook de essentie van maatregelen die genomen kunnen worden toegelicht. Het rapport is te hier te downloaden.
Succesvolle 1ste Vleermuistuintelling onderstreept het belang van tuinen!
- Details
Afgelopen weekend (25 en 26 mei 2019) vond de eerste landelijke vleermuistuintelling plaats. De eigenaren van iets meer dan 300 tuinen uit heel Nederland deden mee aan de telling en telden in totaal ruim 1900 vleermuizen: een succesvolle eerste telling!
Als het gaat over waar vleermuizen wonen denken veel mensen aan grotten en zolders of kelders van kastelen in prachtige – vaak buitenlandse - natuurgebieden. Ongeveer de helft van de 18 in Nederland voorkomende soorten vleermuizen zijn echter regelmatig in onze woonomgeving waar te nemen of zijn zelfs onze directe buren. Die vleermuizen wonen dan overdag in spouwmuren of onder dakpannen en jagen ’s nachts op insecten in onze tuinen, plantsoenen, parken en bossen. Andere soorten wonen liever op oude zolders of in boomholten buiten steden of dorpen, maar zoeken naar insecten in tuinen en parken in onze omgeving.
De meeste waargenomen vleermuizen: gewone dwergvleermuis (links), laatvlieger (midden) en rosse vleermuis (rechts). Foto's Erik Korsten en René Janssen (laatvlieger).
Bewustwording
Dat je op veel plekken in Nederland niet ver de deur uit hoeft om vleermuizen te zien vliegen is bij veel mensen niet bekend. Niet zo gek natuurlijk, want als nachtdieren zijn vleermuizen niet zo zichtbaar als bijvoorbeeld vogels en vlinders die overdag actief zijn. Om meer mensen bewust te maken van de vleermuizen in hun tuin organiseerde de Zoogdiervereniging in samenwerking met www.tuintelling.nl op 25 en 26 mei jl. de eerste landelijk vleermuistuintelling.
Vleermuisfans en nieuwkomers
Aan deze eerste editie deden 307 tuintellers mee en werden 382 tellingen uitgevoerd. Sommige mensen vonden het dus zo leuk dat ze zaterdag én zondagavond vanaf zonsondergang een uur in hun tuin de rondvliegende vleermuizen hebben geteld. De deelnemers bestonden uit een mix van ervaren vleermuisfans en mensen die voor het eerst naar vleermuizen keken. De vleermuistuintelling leverde ook meer dan 175 nieuwe deelnemers aan www.tuintelling.nl op. We hopen dat deze nieuwe tellers naast de vleermuizen ook de vogels, vlinders en bijen in hun tuin gaan tellen.
Dat tuinen ontzettend belangrijk zijn voor vleermuizen blijkt uit dat in bijna 90% van de 382 tellingen deelnemers ook vleermuizen in de tuin zagen vliegen. Als hulpmiddel voor het bepalen van welke soort ze dan zagen was de ZOEKKAART VAN DE MEESTE VOORKOMENDE VLEERMUIZEN IN NEDERLAND ter beschikking gesteld. Herkennen van een soort vraagt echter wel wat oefening. Op 175 locaties gaven tellers aan de soort niet te weten (onbekende vleermuis).
Welke vleermuizen zijn gezien?
Met 216 locaties waren de dwergvleermuizen de meest waargenomen vleermuizen. Op basis van de ecologie en de verspreiding zal dit overwegend om gewone dwergvleermuizen gaan. Op alleen het zicht zijn de gewone, ruige en kleine dwergvleermuis niet van elkaar te onderscheiden. Ook regelmatig, maar op veel minder locaties werden laatvliegers of rosse vleermuizen gezien. Deze twee grotere soorten werden gezien op 58 locaties.
Er werden slechts enkele waarnemingen gedaan van grootoorvleermuizen en watervleermuizen en dat is niet zo vreemd. Grootoorvleermuizen worden pas actief als het bijna donker is en zijn daardoor erg moeilijk te zien. Watervleermuizen jagen het liefst vlak boven grote vijvers en hebben dus een voorkeur voor de grootste tuinen en parken.
Terwijl de meeste mensen slechts enkele vleermuizen boven hun tuin zagen vliegen werden er ook tellingen van tientallen tot meer dan honderd dieren gedaan. Dit zal vooral gaan om één of enkele individuen die steeds weer opnieuw werden geteld. In een aantal gevallen werd echter gemeld dat de getelde vleermuizen uitvlogen uit de woning van de tuinteller of bij de buren. De kaart geeft een overzicht van de locaties van alle tuintellingen en de verhouding tussen het aantal vleermuizen per tuintelling.
1ste vleermuistuintelling 2019: het aantal tuinen met waarnemingen van vleermuizen per provincie.
Op naar de volgende vleermuistuintelling!
De Zoogdiervereniging en www.tuintelling.nl danken alle deelnemers aan de vleermuistuintelling. De eerste editie overtrof onze stoutste verwachtingen en we hopen dat jullie, en met jullie nog veel mensen ook mee gaan doen aan de tweede landelijke vleermuistuintelling. Omdat we van zowel voorjaar als nazomer willen weten waar de vleermuizen uithangen hoef je daar geen jaar op te wachten: de volgende landelijk vleermuistuintelling vind plaats in augustus. Meld je aan bij www.tuintelling.nl en je krijgt er automatisch weer bericht over!
Tekst: Marcel Schillemans en Erik Korsten (Zoogdiervereniging)
Foto's: René Jannsen (laatvlieger) en Erik Korsten
Figuren: Jaarrond tuintelling / Zoogdiervereniging