• header06.jpg
  • header05.jpg
  • header09.jpg
  • header01.jpg
  • header07.jpg
  • header04.jpg
  • header03.jpg

Welkom op de website van Vleermuiswerkgroep Noord-Brabant

Op deze website willen wij u informeren over allerlei vleermuiszaken in Noord-Brabant.

 

Hieronder vindt u het laatste nieuws over onze werkgroep.

Veel vleermuizen overwinteren in door mensen gemaakte gebouwen of objecten, bijvoorbeeld in forten, bunkers, mergelgroeven of kelders. Veel hiervan waren niet bedoeld voor winterslapende vleermuizen, maar bleken wel geschikt. Deze ontdekking inspireerde vleermuisbeschermers om specifieke ‘vleermuiskelders’ te ontwerpen, het was echter onduidelijk of deze wel geschikt zijn voor vleermuizen.

In 1984 werden in Houten de eerste twee specifiek voor vleermuizen gebouwde kelders feestelijk geopend. Dit eerste ontwerp, een tunnel in een geluidswal, werd al snel op meer plaatsen in Nederland nagebouwd. In de jaren daarna zijn nog veel meer vleermuiskelders gebouwd, maar de belangrijke vraag of deze kelders ook daadwerkelijk door vleermuizen worden gebruikt is nog nooit beantwoord.

Het NEM Meetnet Wintertellingen Vleermuizen omvat vele duizenden tellingen van overwinterende vleermuizen in Nederland. Elk jaar worden vele honderden winterverblijven geteld, waaronder ook nieuw gebouwde vleermuiskelders. Uit een analyse van deze tellingen bleek dat er minimaal 187 specifiek voor vleermuisoverwintering ontworpen en gebouwde objecten in Nederland aanwezig zijn die ook nog eens regelmatig worden geteld. Waarschijnlijk is dit aantal nieuw gebouwde kelders een Europees record.


Drie watervleermuizen in nieuwbouwkelder Amersfoort (foto: Bernadette van Noort).

Wanneer gaan vleermuizen in nieuwbouwkelders overwinteren?

Een nieuw gebouwde kelder is geschikt voor vleermuizen als daadwerkelijk vleermuizen komen overwinteren, maar soms duurt het een aantal jaar voor een kelder wordt ontdekt, terwijl hij wel geschikt is. Om de ‘ontdektijd’ te achterhalen is van alle nieuw gebouwde kelders uitgezocht wanneer deze is gebouwd en wanneer de eerste overwinterende vleermuis werd gevonden. De tijd tussen bouwen en de eerste vleermuis is de ‘ontdektijd’. Uit de NEM-tellingen blijkt dat slechts enkele nieuwbouwkelders binnen een jaar worden ontdekt. Meestal was de gewone grootoorvleermuis de eerste bewoner, soms ook de watervleermuis. De grootoorvleermuis had binnen 5 jaar 75% van de kelders waarin deze soort uiteindelijk komt overwinteren, ontdekt. Natuurlijk zijn er ook kelders waarin geen grootoorvleermuizen opduiken, als na 5 jaar nog geen grootoorvleermuis is komen overwinteren, dan is de kans groot dat de kelder niet geschikt is voor de overwintering van vleermuizen. Uiteindelijk blijkt circa 65% van de nieuw gebouwde kelders gebruikt te worden door grootoorvleermuizen.


De 'ontdektijd' van nieuw gebouwde kelders.

Nieuwbouw werkt, maar effect is beperkt

Uit de gegevens blijkt ook dat  andere vleermuissoorten een veel langere ‘ontdektijd’ hebben. De franjestaart is pas na 9 jaar in 75% van de kelders te vinden waarin de soort uiteindelijk gaat overwinteren, de watervleermuis heeft 10 jaar nodig en baardvleermuizen doen er zelfs 12 jaar over om de 75% grens te halen. De meervleermuis is pas na 15 jaar in één enkele nieuwbouwkelder gevonden. Uiteindelijk blijkt slechts circa 20% van de nieuwbouwkelders ook gebruikt te gaan worden door deze soorten.  

Het bouwen van nieuwe kelders lijkt dan ook het meest geschikt voor gewone grootoorvleermuizen, terwijl andere soorten vaak pas na langere tijd, en lang niet altijd, in een nieuwbouwkelder komen overwinteren. Om te achterhalen hoe nieuwe kelders ook geschikt gemaakt kunnen worden voor de wat meer ‘kritische’ soorten als watervleermuis, franjestaart, baardvleermuis en meervleermuis zal een meer gedetailleerde analyse van overwinteringslocaties moeten plaats vinden.

In ieder geval is duidelijk dat nieuw gebouwde kelders voor vleermuizen kunnen werken en dat nieuwe kelders lokaal of regionaal een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het aantal geschikte overwinteringslocaties. Tegelijkertijd blijkt ook dat sommige vleermuissoorten pas na veel tijd en met veel moeite zijn te verleiden om in nieuw gebouwde objecten te komen overwinteren. Een belangrijke waarschuwing als een verblijf wordt gebouwd ter compensatie of mitigatie in het geval een oud, bestaand verblijf ongeschikt wordt.


Vleermuistelling in nieuwbouwkelder in Amersfoort (foto: Bernadette van Noort).

Onbekende kelder? Meld ‘m aan!

Vermoedelijk zijn de huidige, bekende 187 nieuw gebouwde kelders slechts een deel van de aanwezige nieuwbouwkelders in Nederland. Eenieder die nieuw gebouwde kelders kent en/of telt die niet aangemeld zijn bij het NEM, wordt gevraagd deze objecten aan te melden. Ook objecten waarin geen vleermuizen gevonden worden, tellen mee. Weet je zo’n kelder, stuur dan aan mailtje naar de Zoogdiervereniging. Bij een vleermuiskelder in Noord Brabant dan graag een mailtje naar onze Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.. Een uitgebreide analyse van nieuwbouwkelders is te vinden in de Telganger van oktober 2017. En alle vrijwillige vleermuistellers worden hartelijk bedankt voor het jaarlijks tellen van vleermuiswinterverblijfplaatsen en het doorgeven van alle teldata.

Tekst: Maurice La Haye en Eric Jansen (Zoogdiervereniging).

Stadsvogels en vleermuizen zijn al honderden jaren afhankelijk van mensen voor hun woonruimte. Door o.a. isolatie en betere afdichting van gaten en kieren onder daken hebben deze dieren het moeilijk gekregen. Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch en Tilburg gaan daar wat aan doen.

Gierzwaluwen, huismussen en vleermuizen horen bij de stad, dat vinden Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch en Tilburg. Reden voor deze steden om de komende jaren te zorgen dat stadsvogels en vleermuizen meer nest- en verblijfplekken krijgen in gebouwen. Samen met Vogelbescherming Nederland en de Zoogdiervereniging zorgen zij voor een flinke uitbreiding van nest- en verblijfplekken in Noord-Brabant.

Dat gebeurt bijvoorbeeld om de huismus te helpen. In de afgelopen 30 jaar is het aantal huismussen in Nederland gehalveerd en zijn ze uit veel binnensteden verdwenen. Maar ook gierzwaluwen, huiszwaluwen en vleermuissoorten zoals gewone dwergvleermuis en laatvlieger kampen met een gebrek aan woonruimte. Door bij renovatie en nieuwbouw op voorhand rekening te houden met vogels en vleermuizen is de achteruitgang tegen te gaan. Dat kan bijvoorbeeld door ‘neststenen’ in te metselen, of de manier van bouwen aan te passen zodat  het gebouw  ook voor vleermuizen geschikt wordt. Daarnaast wordt gewerkt aan het toegankelijk maken van kerktorens en -zolders.


Gewone dwergvleermuis (foto: Paul van Hoof).

Voordeel voor de inwoners van deze steden is dat deze dieren grote aantallen insecten waaronder muggen en vliegen eten. Zo helpen vleermuizen en vogels de overlast van insecten te verminderen. Daarnaast zijn het interessante dieren die laten zien dat natuur en de stad met elkaar verbonden zijn.

Samenwerking

De vijf Brabantse gemeenten slaan de handen ineen met  verschillende partijen om de extra woonruimte voor vogels en vleermuizen voor elkaar te krijgen. Naast Vogelbescherming en de Zoogdiervereniging zijn dit woningcorporaties, projectontwikkelaars, architecten en aannemers. Voorbeeldprojecten in de gemeente Tilburg laten zien dat deze manier van samenwerken loont en mooie resultaten kan opleveren.

“Wij willen in de B5-steden een voorbeeld zijn voor het ‘natuurinclusief’ bouwen om zo vogels en vleermuizen meer ruimte te geven”, aldus Mario Jacobs, wethouder in gemeente Tilburg en voorzitter van het samenwerkingsverband van de vijf grote Brabantse steden.

Provincie doet mee

De provincie Noord-Brabant financiert voor een groot deel deze extra woonruimte voor vogels en vleermuizen in Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch en Tilburg. De provincie steunt dit project omdat hiermee de soortenrijkdom in het stedelijk gebied van Brabant wordt gestimuleerd.

Tekst: Stefan Vreugdenhil (Vogelbescherming Nederland) en Marcel Schillemans (Zoogdiervereniging).

Het ontwerp-goedkeuringsbesluit ‘Gedragscode natuurinclusief renoveren’ van staatssecretaris Van Dam maakt zijn goede bedoelingen niet waar. In de huidige vorm lopen beschermde vleermuizen onaanvaardbare risico’s. Dat kan en moet beter volgens de Zoogdiervereniging.

Klimaatverandering is een groot probleem. Niet alleen voor mensen, maar ook voor wilde zoogdierpopulaties. De Zoogdiervereniging is daarom een warm voorstander van het verduurzamen van onze woningvoorraad. De gedragscode ‘natuurinclusief renoveren’ beoogt grootschalige industriële renovatie mogelijk te maken. In het project ‘Stroomversnelling’ krijgt dit vorm met het NOM (Nul Op de Meter) keurmerk. Onderdeel van het NOM keurmerk is het werken conform de gedragscode. Door de gedragscode te volgen zouden natuurwaarden niet alleen ontzien, maar zelfs versterkt moeten worden.  

Vleermuizen zijn interessante en nuttige dieren, die onze bescherming nodig hebben. Gelukkig hebben ze die ook: zowel van onze eigen overheid, als vanuit vele internationale verdragen. De eerste beschermingswetgeving voor vleermuizen was gebaseerd op hun nuttige rol als insecteneters. Een vleermuis eet per nacht tot wel enkele duizenden insecten. Als gevolg van klimaatverandering zullen de omstandigheden voor veel insecten steeds gunstiger worden. De leefbaarheid van onze (bebouwde) omgeving is dus gebaat bij gezonde vleermuispopulaties. De gedragscode is daarmee een prachtig voorbeeld van hoe milieu- en natuurdoelstellingen elkaar zouden kunnen versterken.

Als Stroomversnelling zijn ambitie waarmaakt, zal de impact op de gebouwbewonende zoogdieren enorm zijn. Het is de bedoeling dat dit een positieve effect zal zijn, maar in haar huidige vorm is de gedragscode nog te onvolledig en onzorgvuldig om haar belofte waar te kunnen maken. De gedragscode is zo geformuleerd dat ze eerder een vrijbrief dan een waarborg is. De voorgestelde borging laat de bevoegde instanties namelijk buiten beeld waardoor het NOM een ‘slager die zijn eigen vlees keurt’ keurmerk wordt. Zoals nu voorgesteld, wordt er onvoldoende onderzocht met welke soorten een project rekening moet houden. Daarnaast wordt de gedragscode van toepassing verklaard voor situaties en soorten waarvoor dit nog niet mogelijk is. Van de meeste voorgestelde maatregelen is de werking nog niet aangetoond waardoor deze nog niet bewezen effectief zijn. Tenslotte sluiten de voorgestelde werkwijzen in de gedragscode voor de verschillende soortgroepen niet bij elkaar aan en leiden ze tot schade aan soorten. Een aantal werkwijzen vergt veel kennis en inzicht in de ecologie van vleermuizen en een strikte begeleiding. Hieraan wordt voorbijgegaan, en deze worden niet of nauwelijks afgedwongen. Het risico dat populaties van vleermuissoorten zullen afnemen of dat we zelfs soorten zullen verliezen is daarmee levensgroot. Het gaat hier om een belangrijk deel van onze vleermuispopulaties. Dit betreft niet alleen de algemene gewone dwergvleermuis, maar ook zeldzame en bedreigde soorten als laatvlieger, meervleermuis, vale vleermuis en baardvleermuis.


Gewone dwergvleermuis (foto: Paul van Hoof).

De gedragscode ‘natuurinclusief renoveren’ biedt ook kansen om de ontwikkeling van de (openbare) ruimte in Nederland eenvoudiger en kosteneffectiever te maken zonder negatieve effecten op soorten. Daarvoor moet de gedragscode wel aangescherpt worden. Een belangrijk uitgangspunt van de huidige gedragscode is dat de werkwijze voortdurend wordt verbeterd door ervaringen in de praktijk te monitoren. Op basis van de gegevens in de gedragscode moeten we helaas constateren dat de voorgestelde monitoring niet tot bruikbare resultaten kan leiden. Het is echter wel degelijk mogelijk de monitoring zo in te richten dat deze wel de noodzakelijke kennis oplevert.

De door de Zoogdiervereniging voorgestelde aanpak kan de ambitie om natuurinclusief te renoveren ook echt waarmaken. De benodigde kennis is al aanwezig of kan gericht ontwikkeld worden. We vinden het een uitdaging en een plicht om het mogelijk te maken dat het werken aan een betere toekomst niet ten koste van natuurwaarden gaat, maar deze zelfs versterkt.

De zienswijze van de Zoogdiervereniging is hier te downloaden.

Tekst: Piet Bergers en Marcel Schillemans, Zoogdiervereniging.

De Zoogdiervereniging onderstreept het belang van verduurzaming van het woningbestand. Daarnaast constateren wij dat de, door het ministerie van EZ in beginsel goedgekeurde gedragscode, niet zorgvuldig en volledig genoeg is om negatieve effecten op de staat van instandhouding van gebouwbewonende zoogdiersoorten uit te sluiten. De vereniging heeft hiertoe een pro forma zienswijze ingediend.

Staatssecretaris Van Dam van het ministerie van Economische Zaken heeft net voor de vakantieperiode de ‘Gedragscode natuurinclusief renoveren’ in beginsel goedgekeurd. De gedragscode is ontwikkeld om bij het isoleren van gebouwen negatieve effecten op beschermde soorten te voorkomen.

Afgelopen maandag heeft de Zoogdiervereniging een pro forma zienswijze ingediend op dit ontwerp goedkeuringsbesluit. We beperken ons in deze pro forma zienswijze tot het benoemen van de belangrijke onderwerpen. Ook noemen we hierin de meest noodzakelijke verbeterpunten. Dit betreft de reikwijdte en de striktheid van de gedragscode, de omgevingscheck, de opgenomen mitigerende en compenserende maatregelen en de monitoring en evaluatie en borging die nu voorgesteld worden.

Door het indienen van een pro forma zienswijze komt er meer tijd beschikbaar om de definitieve zienswijze nader te onderbouwen. Gezien de, in potentie, enorme impact op gebouwbewonende zoogdieren van een op een industrieel proces gebaseerde renovatie, is het van groot belang om de tekortkomingen in de gedragscode zoveel mogelijk, liefst helemaal teniet te doen. De Zoogdiervereniging vindt daarom dat uiterst zorgvuldig moet worden gehandeld en dat een gedragscode daarom ook goed en volledig moet worden vormgegeven.

De Zoogdiervereniging onderstreept het belang van de verduurzaming van woningen; het tegengaan van de klimaatverandering is goed voor de mens en voor (zoog-)dieren. Daarnaast ondersteunt de Zoogdiervereniging de gedachte dat door overcompensatie en standaard natuurinclusief renoveren de situatie voor de gebouwbewonende soorten uiteindelijk beter wordt of gelijk blijft. Dat daarvoor een afwijkende werkmethode noodzakelijk wordt dan voorheen is toegepast vinden wij logisch. Wij onderschrijven dat het doeltreffend kan zijn om meer nadruk te leggen op het treffen van voorzieningen i.p.v. uitputtend onderzoek naar voorkomen van soorten en functies waarvoor effectief bewezen mitigatie- en compensatiemaatregelen bekend zijn. Echter, bestaande kennislacunes ten aanzien van de ecologie van soorten en maatregelen zijn voor de Zoogdiervereniging ook een vaststaand feit. Alleen het wegnemen van deze kennislacunes maakt het mogelijk om de ontwikkeling van de (openbare) ruimte in Nederland eenvoudiger en kosteneffectiever mogelijk te maken zonder negatieve effecten op soorten. De Gedragscode natuurinclusief renoveren biedt hiervoor –mits expliciet opgenomen- ook kansen.

We constateren dat de Gedragscode op een aantal punten niet zorgvuldig en volledig genoeg is om te spreken van ‘zorgvuldig handelen’ en om effecten op de staat van instandhouding van gebouwbewonende zoogdiersoorten te voorkomen. Daarmee wordt niet voldaan de eisen zoals gesteld in de Wet Natuurbescherming en kan de Gedragscode in haar huidige vorm niet worden goedgekeurd.

De definitieve zienswijze van de Zoogdiervereniging kan begin september worden verwacht en zal te downloaden zijn op onze website.

De afgelopen periode zijn jongen van de laatvlieger geboren. De meeste vleermuisjongen worden in juni geboren, zo ook die van de laatvlieger. Dit gebeurt in een kraamgroep, waarbij de jongen de eerste weken veel tijd dichtbij hun moeder doorbrengen. Jan Jeucken filmde de jonge laatvliegers met hun moeders.

Vanaf half mei kruipen de laatvliegervrouwtjes bij elkaar in 'kraamkolonies'. Ze zitten dan met enkele tientallen dieren bij elkaar. Mannetjes zitten alleen of in kleine groepjes elders. Verblijfplaatsen van de laatvlieger bevinden zich in spouwmuren, achter betimmering, onder daklijsten en soms op zolders. Op de plekken waar de vrouwtjes bijeen komen, worden meestal in juni de jongen geboren. Vleermuizen krijgen doorgaans maar één jong per jaar. Dat alle jongen dicht bij elkaar op één plek zitten, heeft het voordeel dat zij elkaar warm kunnen houden. Maar het maakt vleermuizen ook kwetsbaar voor verstoringen.

https://youtu.be/tEI7ROSx7xY
Moeder laatvlieger wast haar jong (Bron: Jan Jeucken).

De jongen worden zo’n vier weken lang zowel overdag als ’s nachts gezoogd. Het is voor de vrouwtjes ’s avonds hard werken. De moeders kunnen vliegen met hun jong zolang ze nog klein zijn. Alle jongen hebben sterke poten waarmee ze zich goed vast kunnen klemmen. Maar meestal laten ze de jongen achter in de kolonie. Nadat ze een half uur tot een uur op jacht gaan, zogen ze hun jong, waarna ze weer uitvliegen op insectenjacht. Wanneer een moeder vleermuis terugkomt in de kolonie met jongen, herkent ze haar eigen jong aan zijn speciale roep en geur.

https://youtu.be/PU_RE-QAyG0
Een groepje laatvliegerjongen met moeders kort na zonsondergang. De moeders vertrekken om te gaan jagen en laten de jongen daarbij achter (Bron: Jan Jeucken).

Dé vleermuis bestaat niet. Er komen in Nederland 18 soorten voor, waaronder de laatvlieger. De laatvlieger (Eptesicus serotinus) is een van de grootste vleermuizen van Nederland. Kenmerkend is zijn forse formaat. Hij weegt zo'n 15 tot 35 gram. De vleugels zijn relatief lang en breed met een spanwijdte van 32 tot 38 centimeter. Gezicht, oren en vlieghuid zijn zwartbruin. De oren zijn relatief klein, meer lang dan breed. De laatvlieger komt in Nederland vrij algemeen voor, hoewel deze sterk achteruit gaat en inmiddels op de Rode Lijst staat. Kraamkolonies van de laatvlieger komen voor zover bekend alleen in gebouwen voor.

De laatvliegers op het filmpje wonen op een kerkzolder in Limburg. Hier bevindt zich al jaren een grote kraamkolonie. De beelden zijn gemaakt met behulp van een vaste infraroodcamera, daardoor worden de vleermuizen niet verstoord. Vleermuisliefhebber Jan Jeucken volgt ‘zijn’ laatvliegers gedurende de zomermaanden en brengt vele uren kijkend achter het beeldscherm door om hun gedrag te bestuderen.

Tekst: Neeltje Huizenga (Zoogdiervereniging).

Gemeente Eindhoven wil iedereen die vleermuiskastenonderzoek doet uitnodigen op zaterdag 14 oktober a.s. voor een cursus vleermuiskasten-database.

 

In opdracht van de Zoogdiervereniging is deze cursus ontwikkeld door ons werkgroeplid Erik Korsten.

De gemeente Eindhoven heeft een financiële injectie gegeven aan de ontwikkeling van de website Vleermuiskasten.nl en krijgt daarom als deelnemende gemeente de cursus aangeboden.

 IMG_7280.jpg

De cursus bestaat uit twee onderdelen die tegelijk achter elkaar gegeven worden.

Deel 1: Monitoren van vleermuiskasten - inleiding - methodiek - determinatie. Hierin leren deelnemers hoe je een vleermuiskast kunt controleren zonder de vleermuizen te verstoren, hoe je de verschillende soorten betrouwbaar op naam kunt brengen en hoe je eenvoudig fotobewijs van waarnemingen kunt verzamelen. Ook komt aan bod wat vleermuiskasten precies zijn, welke typen er bestaan en waarvoor ze gebruikt worden.

Deel 2: Invoeren van waarnemingen in Vleermuiskasten.nl. Hierin leren deelnemers hoe ze hun waarnemingen het beste kunnen noteren en invoeren in de landelijk database Vleermuiskasten.nl

Bij de cursus komen twee veldkaarten beschikbaar:

a. Wat zit er in de kast: determineren van vleermuizen in vleermuiskasten (dit zijn werkzaamheden die overdag uitgevoerd kunnen worden)

b. Welke kast is dat: herkennen van verschillende typen en modellen vleermuiskasten.

 

Het programma is:

12.30 – 13.00 inloop (vrije inloop; geen aanmelding nodig)

13.00 – 14.30 lezing door Erik Korsten

14.30 – 17.00 excursie naar de heemtuin waarbij we live-vleermuiskasten gaan controleren.

 

Locatie: Genneper Hoeve, Tongelreeppad 1, 5644 RZ Eindhoven

 

Wanneer je niet kunt op 14 oktober bestaat misschien de mogelijkheid om deel te nemen aan dezelfde cursus in Tilburg. De data hiervoor zijn ons nog niet bekend

Deelnemers van de agrarische natuurverenigingen Den Hâneker, Geestgrond en Santvoorde waren enthousiast over de maatregelen én de vleermuizen. In totaal zijn er ruim 200 kasten opgehangen van vijf verschillende typen. Een expert van de Zoogdiervereniging heeft samen met de deelnemers bepaald waar welke vleermuiskasten op de bedrijven konden worden opgehangen. Gebruik werd gemaakt van een aantal standaard pakketten, afgestemd op type bedrijf en omgeving en daarmee de te verwachten vleermuissoorten. Enkele kasten werden al snel in gebruik genomen door vleermuizen. Daaruit blijkt wel dat de kasten een nuttige toevoeging kunnen zijn voor vleermuizen.


Opgehangen vleermuiskasten (foto: Gerie Abel).

Andere mogelijke maatregelen zijn het aanpassen van de verlichting op erf en stal (minder licht) of het aanplanten van bijvoorbeeld een houtsingel of zelfs maar een enkele boom, om een betere verbinding van het erf met de omgeving te maken.

Vleermuizen zijn echte insecteneters, sommige soorten eten tot wel 3.000 insecten per nacht. Ze eten insecten zoals kevers, muggen, nachtvlinders, veeknutten en (stal)vliegen. Vleermuizen vinden de insecten in de stallen, op het erf en boven boomgaarden, bomen(rijen) en gewassen. Zo vormen vleermuizen een nuttige hulp op het boerenbedrijf om schadelijke insecten te onderdrukken.


Bezette vleermuiskast (foto: Gerie Abel).

In totaal komen in Zuid-Holland circa 12 verschillende vleermuissoorten voor. Hiervan zijn er acht op de boerenbedrijven waargenomen. Dit zijn: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, kleine dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, gewone grootoorvleermuis, meervleermuis en watervleermuis. De bedrijven zijn overwegend melkveebedrijven, soms vleesvee-, bollen- of gemende bedrijven, of een manege.


Batlogger in stal (foto: Gerie Abel).

Lees in de flyer (pdf) en het eindrapport (pdf) meer over het project en de resultaten.

Beluister hier het interview op BNR over Boer zoekt Vleermuis op 19 juni 2017. 

Ook in Noord-Brabant en Limburg hebben de Zoogdiervereniging en CLM de krachten gebundeld in Boer zoekt Vleermuis om zowel boeren als vleermuizen te ondersteunen.

Tekst: Marcel Schillemans (Zoogdiervereniging) en Adriaan Guldemond (CLM).

Tijdens de zomermaanden worden in Nederland heel wat jonge vleermuizen geboren. Vleermuizen doen dit in de regel in kraamgroepen. Soms raakt een jong de weg kwijt en komt dan bijvoorbeeld in huis terecht. Maar wat kun je doen om zo’n jong weer terug te brengen bij de moeder? Lees het verhaal van Wiegert Steen.

"Afgelopen week vonden mijn ouders een ieniemienie vleermuisje op de grond. In eerste instantie leek het diertje dood, omdat het niet bewoog. Door de grote oren was meteen duidelijk dat het ging om een jong van een grootoorvleermuis (Plecotus auritus). Het diertje had nog geen vacht. Voorzichtig heeft mijn moeder het diertje met een handschoen opgepakt en in een bakje gezet. Uiteindelijk bleek er toch nog flink wat leven in te zitten. Het beestje begon te piepen en te bewegen. Maar nu? Hoe krijgen we het arme vleermuisje weer terug bij zijn moeder? Op advies van een lokale vleermuisdeskundige hebben we geprobeerd om het diertje in de avondschemer weer uit te zetten en begon een spannend avontuur voor zowel het jonge vleermuisje als ons!"


Het jong van de gewone grootoorvleermuis klemt zich vast aan de handschoen (foto: Wiegert Steen).

"Voor zover ik weet zitten er al minstens 7 jaar meerdere gewone grootoorvleermuizen op het terrein van mijn ouders in Rumpt. Op het 1,5 hectare grote terrein staat een grote, oude koeienschuur en een relatief nieuwe kapschuur. In 2010 zag ik voor het eerst een vleermuis zitten in de kapschuur en kon ik er een foto van maken. Op de foto stond een niet te missen grootoorvleermuis. Zoals zijn naam zelf al zegt, herken je de gewone grootoorvleermuis aan zijn zeer grote oren. Die zijn bijna even groot als het lichaam van de vleermuis. Dit verklaarde ook de vele mottenvleugeltjes die we in beide schuren vonden. De grootoorvleermuis eet kleine insecten in de vlucht, maar grotere prooidieren zoals huismoeders (Noctua pronuba), een nachtvlinder, eet hij op vaste eethangplaatsen. Hij eet dan alleen het lichaampje op en laat de mottenvleugeltjes op de grond vallen."


Mottenvleugeltjes die de grootoorvleermuis op de grond heeft laten vallen met opvallend veel vleugels van huismoeders (Noctua pronuba) (foto: Wiegert Steen).

"Toen het donker genoeg was, hebben we geprobeerd om het jong op de muur te zetten in de schuur. Exact op de plek waar we het diertje hadden gevonden. Dit bleek lastiger dan gedacht. Hij wilde de handschoen niet loslaten. Na wat gepriegel besloten we om de handschoen met duct tape aan de muur te plakken. Op deze manier hing het jong aan de handschoen op ongeveer 2 meter hoogte. Het duurde daarna niet lang voordat de eerste grootoorvleermuis zich in de schuur liet zien. Na een half uurtje vlogen er minimaal drie grootoorvleermuizen in de schuur. In eerste instantie leken ze weinig aandacht te schenken aan het jong, maar uiteindelijk begon het jong te roepen en werd het jong door de moeder, zou je verwachten, opgehaald."


De eerste foto in 2010 van een gewone grootoorvleermuis in de kapschuur (foto: Wiegert Steen).

We hadden eigenlijk weinig hoop dat het zou lukken, maar de methode blijkt dus wel te werken! Een jonge vleermuis heeft de beste overlevingskans wanneer het grootgebracht wordt door zijn eigen ouder en daarom moet u eigenlijk altijd het volgende doen als u een jonge vleermuis vindt:

  • Weet u waar de kolonie zich bevindt? Hang hem dan in de avondschemering (voordat de kolonie uitvliegt) aan de buitenmuur in de buurt van de vliegopening;
  • Weet u niet waar de kolonie zich bevindt? Plaats hem dan in de avondschemering (voordat de kolonie uitvliegt) op een zichtbare open plek (bijvoorbeeld een boomstronk). Als de moeder hem hoort tijdens het uitvliegen, zal ze hem komen halen;
  • Herenigen met ouders niet gelukt? Neem dan contact op met een deskundige of een opvangcentrum via Vleermuis.net;
  • Pak nooit een vleermuis met blote handen op, ze bijten uit zelfverdediging! Draag uit voorzorg handschoenen of gebruik een doekje om de vleermuis voorzichtig mee op te pakken.

Tekst: Wiegert Steen.