• header05.jpg
  • header06.jpg
  • header03.jpg
  • header07.jpg
  • header09.jpg
  • header04.jpg
  • header01.jpg

De laatvlieger (Eptesicus serotinus) is een voor Nederlandse begrippen grote- en goed zichtbare vleermuis. Maar dat wil niet zeggen dat hij zijn verblijfplaatsen gemakkelijk prijs geeft. Sterker nog het is erg lastig om voor deze soort de verblijfplaatsen te vinden.

Dat bleek ook al tijdens een groot onderzoek in Utrecht naar de verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus). Er werd toen samen met vrijwilligers (BAT030) uitgebreid gezocht naar verblijfplaatsen, maar die van de laatvlieger lieten zich niet vinden. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat laatvliegers niet ’s ochtends invliegen (zoals de gewone dwergvleermuis) maar al eerder in de nacht naar hun verblijfplaatsen terugvliegen.

Dit was reden voor de gemeente Utrecht om samen met de Zoogdiervereniging en mede gefinancierd door het Prins Bernhard Cultuurfonds, een project naar verblijfplaatsen van laatvliegers op te zetten.

Vrijwilligers hebben laatvliegers op vliegroute uit de verblijfplaatsen opgepikt en zijn vanuit daar de verblijfplaatsen gaan zoeken.


Figuur 1: Vrijwilligers leren van een medewerker van de Zoogdiervereniging (Eric Jansen) hoe een laatvlieger klinkt.

Om niet willekeuring te starten met inventarisaties worden vooraf locaties bepaald om daar vanuit te starten met inventarisaties: de ‘hotspots’. Daarvoor is eerst een analyse uitgevoerd op de bestaande data. Uitgaande van het moment van waarnemen, en  een aantal mogelijke vliegsnelheden en uitvliegmomenten ten opzichte van zonsondergang, is bepaald uit welk gebied de dieren kunnen zijn gekomen. Vervolgens is daar een  kaart onder gelegd met jachtgebieden (op basis van expertjudgement) van vroeger en nu. Samen resulteerde dat in ‘hotspots’: gebieden waar ergens een verblijf zou kunnen voorkomen.


Figuur 2: Locaties waar verblijven van laatvliegers zouden kunnen voorkomen, volgens de analyse. Daar waar de gebieden elkaar overlappen is de kans het grootst dat er een verblijfplaats is: de ‘hotspots’.

Op deze ‘hotspots’ is vervolgens gepost door de vrijwilligers. De deelnemers zijn vooraf kort getraind op het herkennen van laatvliegers op geluid en zicht.


Figuur 3: Op pad. Op zoek naar laatvliegers.


Figuur 4: De hotspots (in rood).

De eerste trainingsavond resulteerde gelijk in een aantal laatvliegers die zich goed lieten zien en horen in het Wilhelminapark in Utrecht-Oost.  Dor rondom het park te gaan posten werd duidelijk waarvandaan de dieren kwamen. Vervolgens is de volgende avond een stukje in die richting weer gepost en zo verder. Zo is uiteindelijk op vier hotspots onderzocht of en waar een verblijfplaats kon voorkomen.

Bij één hotspot is de locatie tot op drie huizen bepaald en bij een andere hotspot tot op straatniveau bepaald. Dit project is een voorbeeld van een samenwerking tussen bureauanalyse en vrijwilligerswerk (waarbij de vrijwilligers opgeleid worden) waardoor een wens van de gemeente kan worden ingewilligd en een diersoort weer beter beschermd kan worden. Oftewel de kracht van samenwerken.

   

Projectleider

Marcel Schillemans
mobiel: 06 44563665 
e-mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.